Suikerziekte (Diabetes) is een aandoening waarbij er te weinig insuline gemaakt wordt en/of de cellen ongevoeliger worden voor insuline. Bij de vertering in de darmen wordt voedsel afgebroken tot voor het lichaam bruikbare bouwstenen. De koolhydraten worden in de darmen voornamelijk afgebroken tot een suiker dat glucose wordt genoemd. Glucose wordt vanuit de darm in het bloed opgenomen en na een maaltijd stijgt de glucosewaarde in het bloed. Voor de lichaamscellen is glucose bijna onmisbaar, niet alleen als bouwsteen maar ook als brandstof. Lichaamscellen nemen alleen glucose uit het bloed op als ze daartoe door het hormoon “insuline” zijn aangezet. Insuline, dat wordt gemaakt door de “eilandjes van Langerhans”, gelokaliseerd in de alvleesklier, zorgen ervoor dat de lichaamscellen voldoende glucose kunnen opnemen. Bovendien zorgt de insuline er zo voor dat het glucosegehalte in het bloed binnen nauwe grenzen blijft. Als er te weinig insuline is, blijft er teveel glucose in het bloed achter en is er sprake van suikerziekte. Bij suikerziekte is dus het glucosegehalte in het bloed, ook wel het bloedsuikergehalte genoemd, verhoogd. De lichaamscellen daarentegen hebben bij een tekort aan insuline juist een gebrek aan de brandstof en bouwsteen glucose. Dit verklaart het constant honger hebben en blijven afvallen.
Er zijn twee types diabetes: type 1 en type 2. Bij type 1 suikerziekte zijn/worden de bèta cellen (cellen die in de eilandjes van Langerhans zitten) door het eigen lichaam vernietigd. Hierdoor wordt er geen of te weinig insuline geproduceerd. Deze aandoening komt het meest voor bij honden. Bij type 2 suikerziekte, welke we het meest zien bij de kat, reageren de lichaamscellen slechter op insuline. Dit zien we bijvoorbeeld bij katten met overgewicht, maar ook (langdurig) corticosteroïden gebruik zoals prednison of dexamethason kan diabetes veroorzaken. Bij honden zien we deze vorm van suikerziekte ontstaan na de loopsheid door hormoonproblemen. Andere mogelijke oorzaken van suikerziekte zijn: Genetische aanleg Acute of chronische alvleesklierontsteking Infecties De ziekte van Cushing
Wat is een hypo (hypoglycemie)? Een hypo is de situatie die ontstaat wanneer er te weinig suiker in het bloed van de hond of kat aanwezig is. Dit kan komen door een te hoge dosering insuline, of doordat het dier bijvoorbeeld niet eet, maar wel insuline heeft gehad. Ook verandering in het leefpatroon van het huisdier kan tot andere insulinebehoefte leiden. De symptomen van een “hypo” zijn: Eerst onrust en eventueel mauwen bij de kat Daarna sloomheid en eventueel spiertrillingen Uiteindelijk bewusteloosheid en coma Wat te doen bij een hypo? Wanneer deze situatie ontstaat neem dan altijd contact op met ons via 046 ‑ 45 124 17! U kunt zelf wat suikerwater aan uw huisdier geven (1 gr druivensuiker per kg lichaamsgewicht van uw huisdier). Meestal knappen ze daar al snel weer wat van op. Nadat uw dier is opgeknapt van een hypo, kunt u nog een maaltijd aanbieden. Samengevat zijn de belangrijkste oorzaken voor het ontstaan van een te laag bloedglucosegehalte dus: Opname van minder voedsel in combinatie met de gebruikelijke insulinedosering Plotselinge toename van het glucoseverbruik door verhoogde activiteit Een te hoge dosering insuline Een normale dosering insuline, wanneer de behoefte ineens is afgenomen
Symptomen bij de hond of kat Hoe kunt u herkennen of uw huisdier symptomen vertoond van suikerziekte: Veel drinken en plassen Gewichtsverlies Vergrote eetlust. Later kan de eetlust verminderen als de hond of kat zieker wordt doordat er geen of geen goede behandeling ingesteld is Gevoeliger voor urineweginfecties Een ketotische mondlucht. Ketonlichamen worden gevormd bij suikerpatiënten vanuit vetten. Deze geven een mondlucht die het meest lijkt op aceton
Diagnose De diagnose van suikerziekte kan gesteld worden aan de hand van de symptomen zoals hierboven beschreven. Bloedonderzoek is essentieel om de definitieve diagnose te stellen. In het bloed kunnen we de volgende uitslagen vinden: Een verhoogd suikergehalte Een verhoogd fructosamine gehalte. Fructosamine is een eiwit in het bloed dat onder invloed van insuline geglycosyleerd (een verbinding met suiker) wordt. Fructosamine stijgt als er gedurende een langere periode een hoog suikergehalte in het bloed is. Hierdoor is het minder afhankelijk van pieken in het suikergehalte die door andere oorzaken ontstaan. Met name katten kunnen onder invloed van stress snel een verhoogd suikergehalte krijgen. Helaas zijn veel katten bij de dierenartsen gestresst.
Honden en katten met suikerziekte moeten injecties insuline krijgen. Daarnaast kan er een speciaal dieet gegeven worden. Insuline verlaagt de hoeveelheid suiker in het bloed en om te bepalen hoeveel insuline het dier moet krijgen, is herhaald bloedonderzoek nodig. Insuline moet de rest van het leven van de hond of kat, meestal twee maal per dag worden gegeven. Het geven van insuline is niet moeilijk en iedereen kan het leren. De persoon die het geeft, moet wel netjes werken. Om te bepalen hoeveel insuline uw huisdier nodig heeft, (we noemen dit reguleren of instellen), moet bloed geprikt worden. Hoe vaker u de hoeveelheid suiker in het bloed bepaalt, des te beter kan de hoeveelheid insuline worden ingesteld. Dieet en suikerziekte Eten verhoogt de hoeveelheid suiker in het bloed. Het is goed om de dagelijkse portie in tweeën te delen en uw huisdier twee maal daags te voeren. Als u twee maal per dag insuline geeft, kunt u de injectie na de maaltijd geven. Het is belangrijk om twee gelijke porties en iedere dag dezelfde hoeveelheid en samenstelling te geven. Tussendoortjes kunnen de regulatie verstoren. Denk hierbij niet alleen aan snoepjes, maar ook aan bijvoorbeeld dental kauwbotten, hier zit namelijk meer energie in dan in eerste instantie wordt gedacht. Voor dieren met suikerziekte zijn verschillende speciale diëten in de handel. Als uw dier dit voer lekker vindt, is het verstandig om hier vanaf de eerste dag mee te beginnen.
Bewegen en suikerziekte Ook bewegen heeft invloed op de suikerregulatie. Loop dus elke dag dezelfde aantal (kilo)meters. Een dagje rennen aan het strand is natuurlijk erg leuk, maar kan leiden tot een gevaarlijk laag suikergehalte. Houdt daarom rekening met de regulatie. Het doel van de suikerziekte behandeling Het doel van de behandeling is dat u de hoeveelheid insuline en eten zo goed mogelijk op elkaar afstemt. Hoeveel insuline: Te weinig insuline: uw dier krijgt klachten, passend bij suikerziekte. Precies de goede hoeveelheid insuline: uw dier eet en drinkt vrijwel normaal en heeft een goed leven. Te veel insuline: de suikerspiegel wordt te laag (uw huisdier krijgt een hypo). In het ergste geval kan uw dier hier aan overlijden. Hoeveel eten: Te weinig voedsel: uw dier valt af. Precies de goede hoeveelheid voedsel: uw dier heeft een normaal gewicht, eet en drinkt vrijwel normaal. Te veel voedsel: uw dier krijgt overgewicht. Bloedonderzoek bij suikerziekte Het suikergehalte (glucose) in het bloed meten we in “millimol per liter” (mmol/l). Het suikergehalte in het bloed van de gezonde hond of kat beweegt zich normaal tussen de 4 en 6 mmol/l. Het is niet mogelijk om de suikerspiegel bij een suikerpatiënt zo goed te reguleren. Omdat een laag suikergehalte op korte termijn gevaarlijker is dan een hoge waarde, streven we naar een laagste glucosewaarde tussen de 6 en 8 mmol/l. Een (groot) deel van de dag zal het glucosegehalte hoger zijn dan deze streefwaarde. Hoe beter het u lukt om de suikerspiegel tussen deze waarden te houden, hoe beter de levensverwachting.