Patiënt van de maand februari

Gijs, de oude kat met niet zomaar alleen last van ouderdom.

Eigenaart vertelt:
Gijs is een gecastreerde kater van bijna 18 jaar en heeft al van alles meegemaakt. Maar twee jaar geleden sprong hij van de bank en viel meteen om. We dachten dat hij verkeerd terecht was gekomen maar hij kon bijna niet overeind komen. Hij liep uiteindelijk scheef en wat wankel. Zijn ogen gingen een beetje van links naar rechts en hij kon moeilijk richting houden. Na een bezoek aan de dierenarts was de conclusie dat het waarschijnlijk een soort toeval was geweest, wat vaker gezien wordt bij oudere katten. We wilden in eerste instantie geen verder onderzoek en Gijs kreeg een ondersteunende injectie om verdere schade te beperken. We moesten hem voorlopig binnen houden en hem in de gaten houden, wat we natuurlijk al van plan waren. Gijs vond het niet zo fijn om binnen te blijven, maar het was toch veiliger voor hem. Hij was nog steeds wat wankel, wat in ongeveer 2 weken duidelijk verbeterde.

Wat ons na verloop van tijd wel was opgevallen, was dat Gijs steeds meer ongehoorzaam was. Hij bleef tot het allerlaatste moment op het aanrecht zitten om daar wat eetbaars te zoeken, terwijl hij anders al snel weg was. Tevens was zijn miauwen steeds luider, bijna schreeuwen. De dierenarts constateerde dat Gijs bijna doof was, dit door wat eenvoudige geluidstesten en vooral door het verhaal van ons. Dit was zeer waarschijnlijk een gevolg van de eerdere toeval door schade in de hersenen. Gijs had verder nergens problemen meer mee en kon ook weer naar buiten. Behalve wat ongemakken van de oude dag functioneerde hij prima.

Dat Gijs in de loop van de tijd magerder werd en ook meer honger leek te hebben, viel in eerste instantie niet op. Tot een kennis op bezoek kwam, die al een tijdje niet geweest was, zei dat Gijs toch wel erg mager was geworden en dat hij misschien meer eten moest hebben. Wij vertelde dat hij al meer at dan de andere katten en dat hij inmiddels de oudste was. Toen we hier nog eens extra op gelet hadden en hem een paar keer gewogen hadden, maakten we ons toch zorgen.
Na een bezoek aan de dierenarts, die ons verhaal aanhoorde, werd een bloedonderzoek gedaan. Alles bleek eigenlijk in orde, alleen zijn schildklier bleek veel te snel te werken. Door deze met medicatie op een normaal niveau te brengen, wat met controle-bloedonderzoek werd vastgesteld, begon Gijs minder te eten en in gewicht toe te nemen.

We zijn blij dat we uiteindelijk niet zomaar alle verschijnselen van Gijs aan ouderdom toe schreven. Daardoor kan hij hopelijk nog een aantal jaartjes mee.

Familie. Jans uit Sittard

De kat Gijs kwam na een toeval in de praktijk en na een algemeen klinisch onderzoek, samen met het verhaal van de eigenaar, werd vastgesteld dat het hier ging om het geriatrisch syndroom. Dit betreft een storing in de hersenen waardoor plotseling een ander gedrag en soms een bepaalde mate van uitval en minder coördinatie wordt gezien. Aan de ogen van Gijs, die van links naar rechts bewogen, kon worden vastgesteld, dat het hier inderdaad om een centrale storing ging. We noemen dit nystagmus, wat overigens binnen een paar dagen verdwijnt. In overleg met de eigenaar werd geen bloedonderzoek gedaan, maar kon Gijs na een injectie met vitamine B ter ondersteuning en adviezen naar huis.
Later bleek na controle dat als schade aan het gehoorcentrum in de hersenen Gijs zo goed als doof was geworden, waar verder helaas niets aan te doen is.
Weer een jaar later kwam Gijs op de praktijk met de klacht dat hij steeds meer at, terwijl hij afviel. Na een bloedonderzoek bleek dat zijn leven en nierfuncties nog prima waren voor zijn leeftijd en dat er geen aanwijzing was voor ontstekingen. Wel bleek zijn schildklier een afwijking te hebben want zijn schildklierhormoon, genaamd Thyroxine, was veel te hoog.

Dankzij de medicatie, die de hyperwerking van de schildklier tegen gaat, bleek na controle, enkele weken later dat Gijs weer toenam in gewicht.

Uit dit verhaal blijkt dat sommige kwaaltjes nu eenmaal horen bij de oude dag, waar geen remedie voor is, maar dat andere aandoeningen prima verholpen kunnen worden als er verder onderzoek wordt gedaan.