Rugproblemen

Rugklachten komen vaak voor bij bepaalde rassen.
Teckels, Pekinezen, Cockers en Bassets zijn hier gevoelig voor.
De leeftijd waarbij de meeste van deze klachten voorkomen ligt rond zes jaar. Ook katten en grotere hondenrassen kunnen er echter last van krijgen.

Oorzaken

De rug bestaat uit wervels. Omdat deze wervels moeten kunnen bewegen ten opzichte van elkaar (een rug is inderdaad soepel) zitten tussen wervels de tussenwervelschijven. Ze zijn opgebouwd uit twee delen: een centrum of een centraal deel dat uit een soort geleiachtig kraakbeen bestaat en daaromheen een ring die bestaat uit een soort vezelig kraakbeen.

Als de tussenwervelschijf kapot scheurt - en dat gebeurt dus vaak bij de reeds beschreven rassen - dan komt het centrum van de tussenwervelschijf in het ruggenmergkanaal terecht.
Dit is zeer nauw en hierin bevindt zich het ruggenmerg. Het ruggenmerg is het deel van het zenuwstelsel dat ontspringt in de hersenen en doorloopt tot in de staart. Van hieruit ontspringen de zenuwen die het lichaam bedienen.
Indien de tussenwervelschijf in het ruggenmergkanaal terecht is gekomen, veroorzaakt dit druk op en kwetsuur van het ruggenmerg. Indien deze druk niet ernstig is krijgt de patiënt alleen pijn, maar hoe erger de druk wordt en hoe krachtiger de slag is geweest waarmee de tussenwervelschijf op het ruggenmerg heeft geklopt, hoe erger de symptomen zullen zijn.

Symptomen

Groep 1:
De eerste groep bestaat uit honden die uitsluitend rugpijn vertonen. De eigenaar kan dit opmerken door ander gedrag van de hond.
De hond wil bijvoorbeeld niet meer volgen op de wandeling of vraagt snel om naar huis terug te gaan. Andere honden kunnen plots niet meer op stoelen springen. Zij gaan dan voor de stoel staan en janken, alsof ze willen vragen om erop getild te worden. Deze honden eten meestal nog normaal en kunnen nog normaal plassen.
Echter zijn er ook honden die last van constipatie (verstopping). Dit komt omdat tijdens de ontlasting soms druk moet uitgeoefend worden, die vaak zo pijnlijk is voor de rug, dat de dieren niet durven persen.

Groep 2:
De tweede groep kan moeilijk wandelen. Deze groep heeft in het begin meestal evenveel rugpijn als de vorige groep, maar de honden kunnen nog slechts met moeite wandelen. Zij slepen of waggelen met hun achterste. De achterpoot wordt over de grond gesleept en de nagels en huid op de bovenzijde slijten snel af.

Groep 3:
De derde groep bestaat uit honden die verlamd zijn. Alhoewel deze honden zich nog kunnen voortbewegen met hun voorpoten slepen zij hun achterste mee. Bij het onderzoek blijkt dat ze nog gevoel hebben in hun achterpoten: met andere woorden dat ze nog pijnprikkels waarnemen. Deze groep wordt onderverdeeld in twee ondergroepen:

- Wél blaascontrole
- Geen blaascontrole (blaaslam)

Groep 4:
De vierde groep lijkt op de vorige zonder pijngewaarwording. Als men hun achtertenen met een pijnlijke stimulus prikkelt voelen zij dit niet meer.

De eerste groep is sneller en gemakkelijker te genezen dan de laatste. In feite is het zelfs zo dat voor de eerste twee groepen een snelle en goede genezing kan voorspeld worden. Voor de derde groep heeft men verschillende weken geduld nodig, maar meestal komen honden die tot deze groep behoren nog geheel in orde. Voor de laatste groep moeten wij heel gereserveerd zijn. Deze dieren genezen soms nog wel, maar vaak niet. Hun genezingsduur is in elk geval zeer lang (maanden).

Behandeling

Deze bestaat uit medicatie en/of chirurgie en goede algemene zorgen.
Goede algemene zorgen bestaan in eerste instantie uit veel rust.
Het duurt ongeveer dertig dagen vooraleer de tussenwervelschijf vastgegroeid zal zijn. Gedurende deze dertig dagen kan deze schijf nog verder bewegen. Daarom is rust uiterst belangrijk. Indien de hond goed rust kan de tussenwervelschijf veilig vergroeien met de omgeving en indien ze vergroeid is kan ze geen verdere kwetsuren veroorzaken. Rust betekent dat de hond zo weinig mogelijk mag bewegen. Wij raden eigenaars aan om deze honden in een babybox te plaatsen. Op deze manier kunnen ze alles zien wat er rondom hen gebeurt en toch maar zeer weinig bewegen.
Het gebeurt soms dat honden die twee weken na de behandeling perfect genezen lijken te zijn, terug veel te gek gaan doen en bijvoorbeeld op banken en stoelen gaan springen. Het is dan ook niet zeldzaam dat bij deze patiënten plots een ernstige verlamming optreedt na zo'n sprong. Dertig dagen rust is dus echt een minimum. Indien de hond echter gewend is om bijvoorbeeld 's avonds naast de eigenaar op een stoel te liggen, dan is dit natuurlijk een uitstekende manier om de hond te laten rusten. Het enige waarop u moet letten, is dat de hond niet van de stoel mag springen. Indien u hem tweemaal daags buiten zet, op gras of stenen (zoals hij gewend is) om te plassen en zijn grote behoefte te doen, dan is alles in orde. Wandelingen zijn echter verboden.

Het tweede deel van de behandeling bestaat uit een aangepast dieet. We willen de stoelgang volumineus maken en de defaecatie vlot laten verlopen.
Zoals reeds gezegd werd, zullen sommige honden niet willen defeceren gedurende de eerste dagen ten gevolge van pijn. Daarom is het aangewezen om na vier dagen een licht laxeermiddel toe te dienen. Veel belangrijker is het echter om vulstoffen aan de voeding toe te voegen gedurende 30 dagen.
Er moet voor gezorgd worden dat patiënten vlot kunnen urineren. Sommige patiënten vertonen inderdaad een blaasverlamming. Daardoor geraakt de blaas eerst vol, en eens ze zeer vol is, begint ze over te lopen : wij spreken dan van een overloopblaas. Deze honden verliezen constant kleine hoeveelheden urine en bij bewegingen of bijvoorbeeld optillen, verliezen zij hele plassen urine. Hier moet de blaas zo degelijk mogelijk, twee maal daags, geledigd worden. Reutjes kunnen gesondeerd worden en teefjes kunnen worden leeggedrukt. Op die manier kan u zelf 's morgens en 's avonds de blaas van uw hond grondig ledigen. Dit is uiterst belangrijk, om een blaasontsteking te voorkomen.
Blaasontsteking kan u merken aan de donkere kleur van de urine (vaak is er wat bloed bij) en ook aan de abnormale reuk. Deze ontsteking moet snel en langdurig worden behandeld met een aangepast antibioticum.

Genezingsverloop
 

De genezing verloopt steeds via dezelfde stadia; nemen we als voorbeeld een hond uit groep drie, dus een hond die volledig verlamd is.
Na één week kan deze hond meestal reeds enkele seconden op de achterpoten staan, na ongeveer twee weken staat hij ongeveer een minuut en probeert hij te wandelen, maar valt direct om.
Na twee à drie weken maakt hij zijn eerste pasjes maar valt dan om. Na drie tot vier weken wandelt hij kwakkelend een heel eind. Hij heeft nog vaak een gebogen rug en ook "rubberen" achterpoten maar hij behelpt zich flink. Na tien tot 12 weken loopt hij weer normaal.
Rugklachten, zelfs met verlamming zijn dus meestal niet hopeloos

Terug naar Aandoeningen